Eeuwenlang bracht religie het Europese continent in beweging. We gingen op kruistocht en stuurden missionarissen naar ‘primitievere’ gebieden, omdat we ervan overtuigd waren dat onze godsdienst de juiste was, de enige juiste. Inmiddels leven we in een grotendeels seculier gebied en is het religieuze verkeer afgenomen. Wie nog voor het geloof de deur uit wil trekt hoogstens naar Lourdes, Santiago de Compostella of Mekka. En voor wie helemaal niet meer gelooft is die zonvakantie naar Las Palmas een haast spirituele ervaring.
Toch doet Tijl Nuyts in Vervoersbewijzen precies dat: een tocht ondernemen voor het geloof. In het eerste gedicht van de afdeling ‘Vagebond’, getiteld O Groenendaal, zet hij zijn missie op papier: ‘Stel je voor: een blauwe wagen / met een grote laadbak / en daarin een brein. / […] Het is het brein van een gelovige. / Volg die wagen.’ De niet-gelovige reiziger stapt in treinen, trams, metro’s, bestelbusjes en een blauwe deelauto (een cabriolet) om de godsdienstige tegen te komen en erachter te komen hoe deze zijn godsdienst praktiseert.
Het zal niet verbazen dat een bundel die zichzelf dit doel heeft gesteld bomvol religieuze beelden en verwijzingen staat. Zo voert Nuyts in het Brusselse metrostation Sint-Katelijne een zwangere man op die met hulp van wat plichtsgetrouwe toeristen bevalt van een lam dat lijkt op een ‘grote vuile vis’: ‘Even later staat het op vier wankele houtskoolpoten,/ zoekt het naar een uier.’ Prachtig.
De zoektocht naar geloof richt zich echter niet alleen op het christendom. Een metrohalte verder ziet een meisje djinns (bovennatuurlijke wezens uit Arabische verhalen die bezit kunnen nemen van het menselijk bewustzijn) in de disco en wakkert een videogame het geloven weer aan: ‘(‘Wij voelen eindelijk weer waarom God ons voeten gegeven heeft,’/ getuigt iemand over Pokémon Go.)’. De gelovers in Vervoersbewijzen komen God overal tegen: op Twitter, Tinder, Netflix, Whatsapp, in webshops, op kantoor en thuis, in de wasmachine waarin de stinkende reiskleren een welverdiende wasbeurt krijgen.
In deze relatief lange bundel stapelt Nuyts surrealistische beelden. Treincoupés veranderen in sarcofagen, metrostations in ufo’s en in de supermarkt hangt een sinaasappelgeur als een spook boven de rekken. Krachtige beelden, maar doordat Nuyts ze consistent verpakt in zelfstandige, afgebakende strofen met correcte prozazinnen blijft het allemaal wat gratuit. Waarom vormen precies deze vijf strofen samen een gedicht? Wat is de som van deze beelden? Dat soort vragen stelde ik mezelf net iets te vaak.
Zonde, want daardoor verandert deze intrigerende bundel toch in een net iets te lange reis met de stoptrein. Soms zie je door het raam iets moois, een doorkijkje dat je raakt. Maar als je op je eindbestemming aankomt ben je de haltes en landschappen die je onderweg bent gepasseerd allang weer vergeten.